Wiebel
Ik ben – ja wat zou ik toch zijn –
geen tamme rat, laat staan konijn
En daar waar jij mij nu net vindt
vang ik veel minder zon dan wind
Oóit was het één van mijn dromen
om zó hoog te kunnen komen
Maar wat als het toppunt oogde
blijkt een heel eenzame hoogte
Ga nu niet naar mij staan staren
Aaibaarheid verleidt, ontwricht
‘t Laat jou mijn gemoed ervaren
van een wankel evenwicht