De Vlinder
Ik zit hier in een ogenblik
al ben ik nog maar net geland
en vlieg ik zo weer op uit stand
precies daar tussenin zit ik
Ik ben zelden zo lang gestopt
nadat ik mijzelf heb ontdaan
van een tomeloos traag bestaan
de dag dat ik mij heb ontpopt
Hier stuit ik op wat ik niet zoek
’t Was ooit vertrouwd, nu heel gewaagd
Een niets, dat angst en haast verdaagt
Ben als bevroren op een doek
En telkens als jij naar mij kijkt
geniet ik even, onbewust
van één oneindige tel rust
die snel, maar misschien nooit verstrijkt.