Loerelei
Ik heb manen en geen vin;
laat staan dat ik er één verroer
Ik heb geduld en houd me in
Hier lig ik doodstil op de loer
Dacht jij soms dat ik aaibaar ben?
Da’s een gevaarlijk foutje
Ik zie jou slechts als snaaibaar en
vooral als lekker boutje
Denk niet, “Ach gut, die leeuw is moe”
als ik mijn kop neerleg of geeuw,
want kort daarna dan sla ik toe
en neem van jou mijn leeuwendeel.